Deze novelle schreef ik in opdracht van de bibliotheek van het RadboudUMC die op 6 april 2000 haar gloednieuwe vestiging op de campus opende. Achteraf gezien is de novelle een voorstudie van mijn grote roman over het Oude en het Nieuwe Egypte Zoons zonder vader (zie aldaar).

Op de avond voor de opening van de nieuwe medische bibliotheek in het UMC St Radboud kijkt de bibliothecaris rond in haar domein. Ze denkt: Als boeken en tijdschriften een gevoel bezitten, dan moeten ze in hun nieuwe onderkomen iets gewaarworden. Die gewaarwording heeft te maken met een geheimzinnige ziekte die in het Oude Egypte werd aangeduid als de ziekte van de maan of de ziekte van Chons. Drie personages gaan op zoek. Wat zij vinden vertelt deze novelle die net als in de hierboven genoemde roman het heden met het antieke verleden verbindt.

Fragment: 'Hoever ben je gekomen met je studie in het Huis des Levens?' vroeg ze. Ze waren opnieuw naar haar kamer gelopen en neergestreken voor haar computer. Rufina tikte op een toets van haar toetsenbord. 'Ver genoeg om mij te kunnen helpen met zoeken?'
Tothmes kon zijn ogen niet van haar PC losmaken. 'Kunt u mij inwijden in het gebruik van deze magische machine? Ik zou zo graag de kennis willen bereiken die u met uw vingertoppen oproept. U bezit het geheim van bovennatuurlijke kracht.'
'Dat lijkt me niet verstandig,' aarzelde ze. 'Jou wegwijs maken op de computer kost veel te veel tijd. Je kunt mij beter helpen zoeken dan leren spelen op internet.'