Van Boeken Bezeten 16 Op zoek naar de verloren tijd 3

Van boeken bezeten 16

Op reis naar de verloren tijd (deel 3)

Tien rubrieken geleden schreef ik Op reis naar de verloren tijd, deel 2, en beloofde het slotdeel zodra ik de laatste van de in totaal 3422 bladzijden had geconsumeerd. Want consumeren noem ik het, deze afwisseling van fijnproeven, verslinden, herkauwen, verteren en …, ach de hele stofwisseling staat model voor de ervaring die het lezen van de complete romancyclus van Marcel Proust Op zoek naar de verloren tijd mij geboden heeft. Het geheugen van de trouwe rubrieklezer vertelt hem dat ik destijds aan Proust begon in een klein dorpje in het noorden van Hongarije, nu ik daarvan ben teruggekeerd, wil wel onthullen dat dit plaatsje Bér heet (spreek uit als: beer), tussen de tweehonderd en driehonderd inwoners telt en aan het einde van een smalle weg in de provincie Nográd ligt. In het dorp stopt de weg, enkele onverharde paden leiden naar de bossen op de omringende heuvels. Een ideaal oord om te lezen.

Heeft Bér maar één kant, het plaatsje Combray, waar het eerste boek van Proust begint, heeft er twee: de kant van Guermantes en de kant van Méséglise. Guermantes is de adellijke, toen nog steenrijke en vooral even elitaire als gesloten wereld van de Franse adel aan het begin van de vorige eeuw, waar de decadentie van het fin de siècle nog eenmaal opbloeit om vervolgens in opperste schoonheid te sterven. De kant van Méséglise wordt bevolkt door de gewone mensen, die met hun wapens als eerzucht, jeugd en kunstenaarsschap in de hogere kringen proberen door te dringen. Marcel, we volgen zijn levensloop van kleine jongen tot bezadigde grijsaard, pendelt heen en weer tussen deze twee uitersten en levert een scherp en onthullend verslag van de talloze groot- en vooral van de kleinzieligheden die hij aantreft. Alles wat in de romanreeks voorkomt heeft eigenlijk twee kanten, en het fascinerende is dat Proust in een bewonderenswaardig en wankel evenwicht de uitersten van elke kant opzoekt. De sleutel die hij hiervoor gebruikt (in het geval van de menselijke liefde zeer openlijk), is de inversie. Elk verschijnsel, begrip, gebeurtenis of ervaring wordt door Proust in zijn tegendeel getoond en uitgelegd, sterker kan pas door middel van zijn tegendeel volledig worden begrepen. De liefde van de hoofdpersoon gaat uit naar de zeer jonge, burgerlijke, gemakkelijk te benaderen Gilberte, maar ook naar de veel oudere, ongenaakbare duchesse De Guermantes. De verboden, homoseksuele liefde van de baron De Charlus voor mannen uit het gewone volk zoals de violist Morel en de vestenmaker Jupien wordt zowel hooggeprezen als ten diepste veracht. De ware liefde van de ik in de roman gaat uit naar Albertine, die hij verwerft wanneer hij in de hoogste kringen wordt geaccepteerd. Zijn ziekelijke jaloezie brengt hem ertoe haar als een gevangene te behandelen. Niet omdat zij zich zou afgeven met andere mannen, maar omdat hij haar verdenkt van liefde voor vrouwen. Wetende dat Proust homoseksueel was, moeten we misschien de sleutel van de inversie meerdere keren omdraaien opdat we in zijn verhalen de deur tussen fictie en werkelijkheid open krijgen.

Proust weet in de vele beschreven relaties de vrees zich te binden moeiteloos te koppelen aan verlatingsangst en hier herkennen we onszelf gemakkelijk, zij het dat hij ons ervan deelgenoot maakt met de grootste denkbare omhaal van woorden. Het is verleidelijk om hiervan voorbeelden aan te halen, maar dat leidt tot een maandcolumn die de toelaatbare omvang ver overschrijdt. Bij Boekhandel Polman staat nog één complete zevendelige set romans Op zoek naar de verloren tijd in een prachtige cassette. De prijs bedraagt slechts 59,95 Euro. Het bezit ervan is als de liefde van Marcel voor Albertine: de hoogste vorm van geluk is haar te zien en haar aanwezig te weten, de gedachte haar te kunnen verliezen is de diepste bron van angst.
Wie durft en pakt deze laatste schat aan uitersten?

Noud Bles